Het lichaam
Hoe ziet de Osteopaat het lichaam?
Hij onderscheidt drie bewegingssystemen, waarin bewuste en onbewuste bewegingen voorkomen.Deze bewegingen vinden plaats in respectievelijk het pariëtale systeem, het viscerale systeem en het craniosacrale systeem.
Pariëtale systeem
Het ons bekende bewegingsapparaat (hoofdzakelijk bewuste bewegingen, denk aan benen, spieren, gewrichten).
De grootste bewegingen zijn bestemd om te kunnen lopen, dansen, springen enz. Hiervoor hebben we botten, gewrichten en spieren. Een geblokkeerd (slecht bewegend) gewricht geeft pijn. We kunnen dan bijvoorbeeld onze rug niet meer strekken of de knie buigt niet meer voldoende.
Viscerale systeem
Inwendige organen met bloedvaten en lymfestelsel, bijvoorbeeld in keel-, borst-, en buikholte (hoofdzakelijk onbewuste bewegingen, denk aan longen, hart, darmen, maag etc). Veel kleiner maar nog steeds zichtbaar en goed voelbaar zijn de bewegingen die ontstaan door b.v. de ademhaling. Het middenrif (de ademhalingsspier) vormt bij elke ademhaling een pompfunctie voor de buikorganen. Dit stimuleert tevens de bloedsomloop en verbetert de darmwerking. Wist u dat door de bewegingen van het middenrif de nieren bij elke ademhaling zo’n twee tot drie centimeter dalen? Heen en terug is dat al gauw zo’n 600 meter per dag!
Craniosacrale systeem
schedel, wervelkanaal, heiligbeen, zenuwstelsel plus hersenvochtcirculatie. Deze bewegingen zijn heel klein en niet zichtbaar, maar wel voelbaar voor een geoefend osteopaat. Het gaat om zacht heen en weer gaande ritmische bewegingen. Zij vormen een soort eb- en vloedbeweging van de vloeistoffen in de weefsels. Hierdoor blijft de vloeistofstroom tussen de cellen intact. Het ritme stimuleert het transport van belangrijke voeding en afvalstoffen door de celwand. Dit mechanisme wordt de ‘celademhaling’ genoemd. Het gevolg van dit microritme is dat de cellen in een goede conditie kunnen blijven.
Er is een voortdurende wisselwerking tussen de bewegingen van de drie systemen. Normale lichaamsbewegingen doen ook organen in borst en buik bewegen. De drie systemen zijn onderling verbonden door bindweefsel, bloedvaten, lymfevaten en zenuwen. Belangrijk is de vloeistofstroom tussen deze drie systemen. We onderscheiden: bloed, lymfe en hersenvloeistof (liquor).
Ontstaan klachten
Deze drie vloeistoffen moeten vrij kunnen stromen in het lichaam. Dit stromen neemt af bij verminderde weefselbeweeglijkheid met als gevolg verzuring en vervuiling van de weefsels. Hierdoor ontstaat pijn en functieverlies van het getroffen weefsel. Daardoor kan een van de belangrijkste functies – het natuurlijk afweersysteem – verzwakt raken, of juist overgevoelig gaan reageren, b.v. in de vorm van overgevoeligheid, pijn, voedselintoleranties en/of allergieën.
Soms zal het lichaam zo’n sterk vervuild gebied inkapselen en dan kan er een ontsteking op volgen. Een ontsteking kun je dan zien als een heftige poging van het lichaam de schadelijke stoffen kwijt te raken, door een versterkte vloeistofstroom en een grotere activiteit (warmte, zwelling, pijn, functiebeperking). Als het lichaam zelf niet in staat is de ingekapselde gifstoffen op te ruimen, zal een osteopaat het lichaam over het dode punt heen kunnen helpen door de weefsels weer in hun beweging te stimuleren. De vloeistofstroom kan vervolgens weer vrij op gang komen en de ontsteking zal verdwijnen.
Klachten kunnen ook ontstaan wanneer er bewegingsblokkades optreden in of tussen de systemen. Het lichaam zal zelf proberen deze blokkades te compenseren, c.q. op te heffen. Gewoonlijk lukt dat, maar niet altijd.
Voorbeeld: De patiënt heeft pijn in zijn linkerschouder (pariëtal systeem). Veelal vindt de osteopaat bij onderzoek een (bewegings)probleem van de bovenbuikorganen, m.n. de maag (visceraal systeem). De osteopaat brengt het betreffende orgaan(en) weer terug in z’n oorspronkelijke beweging en de schouderklacht (compensatieklacht) verdwijnt.
N.B.: De patiënt hoeft in het geheel geen buikklachten te hebben. De bewegingsblokkade in de buik manifesteert zich via schouderpijn. Gebruikelijke behandelingen zoals fysiotherapie en/of medicijnen zullen in dit geval geen (blijvend) resultaat opleveren omdat ze slechts het symptoom pijn bestrijden en niet de oorzaak.
We zien vaak dat klachten niet daar ontstaan waar de primaire oorzaak zich bevindt en dat er een aanzienlijke periode (soms zelfs jaren) kan bestaan tussen de oorsprong en de klacht waarvoor de patiënt zich laat behandelen.
- Een enkelblessure kan jaren later rugpijn of hoofdpijn veroorzaken.
- Een val op het staartbotje kan na verloop van tijd migraine of duizeligheid veroorzaken.
- Een tangverlossing kan bij kinderen, leer-, gedrags- of motorische stoornissen tot gevolg hebben.
- Buikoperaties kunnen naar verloop van tijd, stoelgangproblemen, rugpijn, hoofdpijn, nek- schouderpijnen veroorzaken.
Het orgaanstelsel
De darmen en alle organen worden omwikkeld en op hun plaats gehouden door de buikvliezen. In de buikvliezen zitten de zenuwbanen, bloed- en lymfevaten die de aan- en afvoer van belangrijke stoffen verzorgen. Deze stevige vliezen vormen in het lichaam één groot netwerk, waardoor alle weefsels met elkaar verbonden zijn. Een opgezette dikke darm kan de buikvliezen zodanig op rek brengen, dat de beweeglijkheid van de darm afneemt. Door de verbindingen van de vliezen kunnen de rugspieren geprikkeld worden, zodat langs deze weg heel goed lage rugpijn kan ontstaan door een dikke darmprobleem.
Vergelijkbare processen ontstaan wanneer de lever, door uitputting of overbelasting, het lichaam niet meer kan ontgiften. Enerzijds is er in de directe omgeving kans op rug- of ribklachten; anderzijds hopen gifstoffen zich elders in het lichaam op. Die plaatsen, vaak pezen of spieren, worden gevoelige plaatsen en willen gemakkelijk ontsteken. Oorzaak en pijn liggen hier dus niet in hetzelfde gebied.
Het bot- en spierstelsel
Problemen in het bewegingsapparaat kunnen veroorzaakt worden door een storing ter plaatse in de biomechanica (het gewrichtsspel), of door problemen op een andere plek in het lichaam.
Een voorbeeld van een storing in de biomechanica betreft bewegingsproblemen in gewrichten als knie of enkel, ontstaan door een ontwrichting of verstuiking. Het gewricht gaat hierdoor als het ware iets uit de kom en kan de oorspronkelijke positie niet meer goed innemen. Het gevolg is een verkeerd ‘gewrichtsspel’. Dit kan de oorzaak zijn van bijvoorbeeld slijtage en steeds terugkerende pees- en spier- problemen bij sporters.
Voor het herstellen van een storing als gevolg van dit verkeerde ‘gewrichtsspel’ heeft de osteopaat een groot aantal technieken tot zijn beschikking. Hij kan hiermee de stand en beweging van wervels en botstukken herstellen. Hierdoor zal de bewegingsuitslag van gewrichten groter worden en de weefsels om de botstukken zullen ontspannen.
Pijn in het bewegingsapparaat kan ook veroorzaakt worden door een ander probleem, elders in het lichaam. Dit kan spanning of irritatie in de organen zijn. Prikkeling van de galblaas kan hardnekkige klachten geven aan de rechter schouder, problemen van de maag vaak aan de linker. Een osteopaat gaat altijd op zoek naar dit oorspronkelijke probleem, om de klacht te herstellen en te voorkomen dat de klacht terugkomt.
Een goed voorbeeld van klachten aan het bot- en spierstelsel met een dieper liggende oorzaak, betreft rugklachten veroorzaakt door een verzakking van de nier. De rugklachten in de flank die hiermee gepaard gaan, verdwijnen pas als de osteopaat met de hand voorzichtig de nier zijn normale beweeglijkheid en de oorspronkelijke positie teruggeeft. Nadat ook de wervels behandeld zijn, kan de zone van de lage rug in al z’n aspecten weer normaal functioneren.
Het zenuwstelsel
Onze schedel is geen starre kokosnoot. Hij bestaat uit zo’n twintig verschillende botstukken. Zij zijn verbonden door de schedelnaden (in hun bewegingsmogelijkheid vergelijkbaar met de vouw in een stuk karton). De schedel heeft hierdoor een zekere flexibiliteit.
Dr. Still werkte vanaf het begin van zijn osteopathie al met de verschillende schedelbotten. Zijn ervaring leerde hem dat spanning in de schedel, in de vorm van stuwing of drukverhoging, een negatieve invloed heeft op de gezondheid.
Deze theorie werd in de jaren ’30 verder uitgebouwd door de arts en osteopaat W.G. Sutherland, een leerling van Still. Sutherland beschreef als eerste dat de schedelnaden een zekere beweging toelaten. Volgens Sutherland maakt de schedel deel uit van een lichaamssysteem dat met de wervels en het heiligbeen het gehele zenuwstelsel omgeeft. Dit systeem wordt het craniosacrale systeem genoemd.
De naam – cranio-sacraal – is ontleend aan de twee uiteinden, cranium (schedel) en sacrum (heiligbeen -een botstuk ter hoogte van het bekken-). Binnen deze benige omhulling van het zenuwstelsel bestaat een ritmische beweging van de hersenvliezen en -vloeistof, een soort eb- en vloedbeweging. Omdat de hersenvliezen een onderdeel zijn van het totale lichaamsnetwerk is dat ritme overal in het lichaam voelbaar. Bij een gezond persoon vind je een ritme van deze beweging van ca. 10 keer per minuut.
Wetenschappelijk onderzoek in de jaren ’70 aan de Amerikaanse Michigan States University toonde aan dat veel lichamelijke en psychische klachten kunnen ontstaan als het craniosacraal systeem niet goed functioneert. Aan dezelfde universiteit werd in die periode het bestaan van dit systeem wetenschappelijk aangetoond.
Spanningen van de schedel kunnen nadelige gevolgen hebben:
- Het ritme van het craniosacraal systeem verandert. De doorstroomsnelheid van de hersenvloeistof in de schedel vermindert hierdoor. Het hersenweefsel kan de afvalstoffen onvoldoende kwijt en er kunnen tal van klachten ontstaan als: hoofdpijn, geheugen- en concentratieproblemen, maar ook gedrags- of gevoelsveranderingen.
- Ontregeling van de werking van de hypofyse. Dit verstoort de hormoonbalans in het lichaam. Dit betreft dan bijvoorbeeld het groeihormoon of de geslachtshormonen maar ook de schildklier of bijnieren kunnen uit evenwicht raken.
- Vervuiling van de hersenzenuwen. Zij reguleren belangrijke lichaamsfuncties als spijsvertering, ademhaling en de bloeddruk. Deze functies raken hierdoor als het ware van slag.
Het ritme is te herstellen door de beweeglijkheid van de schedelbeenderen en de hersenvliezen te verbeteren. De osteopaat doet dit door middel van een zeer lichte druk op het hoofd en het heiligbeen.
Het zenuwstelsel neemt in het lichaam een dusdanig belangrijke plaats in dat de osteopaat het in de meeste gevallen bij de behandeling zal betrekken.